Wanneer moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt? |
|
|
Volgens de Arbowet, artikel 3, moet de werkgever gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk voorkomen.
Hierbij moet de volgende arbeidshygiƫnische strategie worden gevolgd:
Ten eerste moet de werkgever deze risico's zoveel mogelijk al bij de bron te vermijden, bijvoorbeeld door het aanschaffen van machines die weinig geluid produceren.
Ten tweede moet de werkgever collectieve bescherming toepassen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een geluidskast om een machine die veel geluid produceert.
Wanneer deze maatregelen niet toegepast kunnen worden, moet de werkgever doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) verstrekken en voorlichting geven over het juiste gebruik. De werknemer is verplicht om de verstrekte PBM te gebruiken.
In artikel 14, lid 4, van de CAO BIKUDAK staat exact aangegeven op welke PBM de dakdekker recht heeft:
De werkgever is verplicht de onderstaande persoonlijke beschermingsmiddelen en collectieve en/of individuele valbeveiligingsmiddelen aan de bij hem in dienst zijnde werknemer ter beschikking te stellen:
- gehoorbescherming (bijvoorbeeld oordoppen);
- adembescherming (bijvoorbeeld een gezichtsmasker of stofkap);
- veiligheidssschoenen:
- werkhandschoenen;
- hekwerk;
- harnas met toebehoren;
- etc.
|